Vaarwel, mijn thuis
Kuste zij een laatste keer
Keerde hij hun spaarpot om
In een onveilige haven
Verborg zij haar bittere tranen
Kreunde hij wanhopig waarom
Vluchtend van haard en vuur
Droegen ze een hulpeloos kind
Kwamen ze nooit weerom
Op een vierkante meter
Honderden samen, ieder voor zich
Gedreven naar waar beter
Als losgeslagen baken
Op de golven naar de kust
Waar jij en ik ontwaken
Lot in de hand
Winnen ze een morgen
Op zee
Leven als onderpand
Reizen ze voorbij zorgen
Over zee
In zicht van beloofd land
Verloren ze nimmer geborgen
Uit zee
De bodem bereikt
Maar wij klagen ons arm
Dweilen liever met de kraan
Dan met de deur open
Naar een hemel op aarde
En de hoop van bestaan
Wij kijken, we raden
De sleutel is zoek
Liever geen echte daden
Wel woorden
Waarmee we onszelf verraden
Over de doden:
Niets